Overdenking 2025 KC19 - Zegen en vloek (2)
In de vorige overdenking schreef ik dat God de enige is die gaat over leven en dood. Het is dus niet aan ons om iemand te vervloeken. Nu denkt u misschien: dat gaat gelukkig dus niet over mij! Maar wacht even. Want hoewel wij het woord ‘vervloeken’ niet meer op die manier gebruiken of spreken over ‘vloeken die wij uitspreken’, is onze wereld nog steeds in de ban van uitspraken en daden die dit effect hebben. Want is dat niet wat er gebeurt als wij iemand vervloeken? Dat betekent dat je iemand het licht in de ogen niet gunt. Dat je in niet mis te verstane bewoordingen laat horen dat je iemand minderwaardig acht, geen toekomst gunt, hoopt dat hem of haar iets ernstigs overkomt.
Als het gaat over rechtvaardigheid dan lezen we in het Oude Testament dat wanneer iemand letsel oploopt de straf heel helder is. “Een leven voor een leven, een oog voor een oog, een tand voor een tand, een hand voor een hand, een voet voor een voet, een brandwond voor een brandwond, een kneuzing voor een kneuzing, een striem voor een striem.” (Ex. 21:23-25) Gods Woord dat tot ons komt in het Oude Testament is waardevol. Tegelijkertijd kunnen die woorden nooit het laatste woord hebben, omdat we in het Nieuwe Testament zien hoe Jezus ‘de wet en de profeten’ tot vervulling brengt.
Dus als Jezus hierover spreekt, dan lezen we iets heel anders. “Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: ‘Een oog voor een oog en een tand voor een tand.’ Dit zeg Ik daarover: verzet je niet tegen wie kwaad doet, maar keer degene die je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe.” (Mt. 5:36-39) En als het gaat over hoe we om moeten gaan met zegen en vloek is Jezus daar heel helder over. “Zegen wie jullie vervloeken, bid voor wie jullie slecht behandelen.” (Lc. 6:28)
Deze teksten roepen allereerst de vraag op wie onze vijand is? Wie zijn ‘degenen die ons kwaad doen’? Uiteraard gaat dat over geloofsvervolging, maar ik denk dat Jezus deze teksten veel breder bedoelt. Het gaat over alle situaties waarin wij het onderspit delven en onrechtvaardig worden behandeld. Soms vanwege ons geloof. Veel vaker omdat we nu eenmaal samenleven met mensen en daarin niet altijd alles goed gaat. Wie zien we in ons dagelijks leven als onze ‘tegenstander’? Met wie zouden wij de strijd wel aan willen gaan? En wie maken we misschien tot vijand terwijl hij/zij dat helemaal niet is?
Maar de tweede vraag is: hoe reageren wij in situaties waar we worden achtergesteld, vernederd, veroordeeld, vervloekt? Natuurlijk hebben we in situaties waar sprake is van grof onrecht daarvoor een systeem van aanklacht, rechtspraak en straf, waarin we ook mogen zoeken naar recht en rechtvaardigheid.
Jezus sluit dat niet uit, maar spreekt over het aannemen van een houding die zegenrijk is, terwijl de ander het niet verdient. Het gaat om een verrassende houding, die antwoordt met het tegendeel. Het kan een goed woord zijn, terwijl je net onheus bent bejegend. Het kan een antwoord van gulheid zijn, terwijl iemand iets van je heeft afgenomen. Het kan een reactie van onverwachte mildheid zijn, terwijl je gekwetst bent. Het kan zijn dat je zwijgt, terwijl de ander had verwacht dat je wel flink uit je slof zou schieten.
Wat een uitdaging is dat! Jezus’ manier van zegenen is niet voor watjes. Zegenend aanwezig zijn is een stuk moeilijker dan oog om oog, tand om tand.
Een prachtig voorbeeld hiervan lezen we in Lucas 19. Jezus ziet een tollenaar met de naam Zacheüs. Tollenaars waren geen lieverdjes. Ze heulden samen met de vijand en stonden erom bekend niet moeilijk te doen om ook nog wat extra geld voor zichzelf achter te houden. Jezus spreekt deze man aan en nodigt zichzelf bij hem thuis uit. We hebben geen idee wat er in de ontmoeting tussen beiden is gebeurd. Heeft Jezus hem toegesproken of bestraft? Het staat er niet. Ik denk ook niet dat dat is gebeurd. Jezus leefde Zijn eigen leer voluit. Hij zal Zacheüs met zegen tegemoet zijn getreden, en niet hebben vervloekt. En dáár werd Jezus dan weer wel om bespot door een ieder die dat zag gebeuren.
De reactie van Zacheüs op die verrassende, zegenrijke houding van Jezus brengt echter ook een bijzondere reactie teweeg. Zacheüs zei: “Luister, Heer, de helft van mijn bezittingen zal ik aan de armen geven, en als ik iemand iets heb afgeperst, zal ik het viervoudig vergoeden.” De zegen waarmee Jezus hem tegemoet trad bracht een kettingreactie van zegen teweeg. Hij maakte niet alleen het onrecht ongedaan door het gestolen bedrag terug te geven. Maar hij verraste door zelf ook ‘meer dan het gewone’ te doen. En zo werd hij gezegend om tot zegen te zijn.
Jezus’ reactie zegt genoeg: “Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook deze man is een zoon van Abraham. De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.”
Hartelijke groet, ds. Barbara Broeren
